Dopen

Er wordt veel gediscussieerd over de doop: kinderdoop, volwassendoop, geloofsdoop, bekeringsdoop, vernieuwingsdoop Soms ook: besprenkeling is geen doop! Het einde zal nog wel niet in zicht zijn. Veel verschil van inzicht, meestal niet over het feit dat de doop te maken heeft met het verbond van God met zijn volk. Maar in hoeverre is er een relatie tussen de zogeheten doop van Johannes met dat verbond?

Uit het boekje In zijn licht het volgende

De doop van Johannes.

Moesten degenen die door Johannes gedoopt waren, later door Jezus of zijn discipelen opnieuw gedoopt worden? Om tot een antwoord te komen, heb ik alle teksten die betrekking hebben op het dopen, uit de evangeliën en uit Handelingen op een rij gezet, ze nauwkeurig gelezen en met elkaar vergeleken. Toen de volheid des tijds ging aanbreken en de eeuwenlang aangekondigde Messias klaar stond om te komen, lag daar een barricade die eerst opgeruimd moest worden. De Here, die plotseling tot zijn tempel zou komen, stond voor een onbegaanbare rotsbodem. Wat was het geval? Het volk uit Abraham gesproten, door de besnijdenis tot Gods volk afgezonderd en overladen met beloften, stond niet meer gespannen uit te zien naar dè Verlosser van hun leven. Dat kwam uit in heel hun levenswijze. Ze namen een loopje met Gods wet. Ze waren zo op eigen wegen gegaan, dat ze voor het aangezicht van hun Verbondsgod niet meer door schuldbesef getroffen en verslagen waren en geen rechtvaardiging meer zochten, waardoor het juiste zicht op de te komen Messias verdwenen was. Er waren uitzonderingen. Er waren een Simeon, een Anna … , maar het volk als geheel verwachtte een Messias die ze zelf vorm gaven. Het beeld van de Beloofde, gegeven door de Wet en de Profeten, was vervaagd. Daarom moest de Elia uit Maleachi komen om de weg voor Hem te bereiden. Israël moest een toegerust volk worden. Johannes moest uitgaan voor het aangezicht des Heren om aan zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving der zonden (zie Luc. 1:17). Zo gaat Johannes prediken met kracht en velen komen tot hem met belijdenis van schuld. In die belijdenis was verweven het uitzien naar de komende Christus en het geloof dat het koninkrijk der hemelen nabij gekomen was. (Dat had geen onbekende zaak mogen zijn. De Samaritaanse vrouw kon het later ook zo maar uit de Profeten opzeggen, Joh. 4:25: ,,Ik weet, dat de Messias komt, die Christus genoemd wordt.´´ Als ze zich na die schuldbelijdenis laten dopen, heet die handeling dan ook: de doop der bekering.

Toch hebben wij misschien een enigszins verkeerde voorstelling van de bekering van die Joden. Voor de eerstkomenden was er, naast de vergeving van hun zonden, de gewekte verwachting, zonder nog te weten dat de Christus reeds on¬der hen aanwezig was. Een tijdje later brengt de Doper anderen op weg als hij, Jezus ziende, kan zeggen: ,,Zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt´´ (Joh. 1:29). Maar al gingen ze verder naar Hem uitzien, tot volle klaarheid omtrent die verlossing waren ze nog niet gekomen. Dat kon ook niet en dat vroeg Johannes ook niet. Ze werden immers ook nog niet gedoopt in de naam van de drieënige God. Hun doop was (zouden we het misschien zó mogen zeggen?) een oudtestamentische doop, al was die er op het uiterste randje van het oude verbond. De doop was voor hen dan ook niet het teken dat ze binnenkwamen in het verbond. Neen, hun besnijdenis had nog gelding. Zouden wij er de naam van verbondsvernieuwing niet aan mogen verbinden? U weet dat de huichelaars niet gedoopt werden (denk aan de naamgeving: adderengebroed). Zouden de vromen, zou bijv. Maria gedoopt zijn? Het is maar een vraag. Wij kunnen ons althans niet voorstellen, dat onder hen die Johannes opriep tot bekering, ook zij gerekend moeten worden, die de vertroosting van Israël met heel hun hart verwachtten. Ook is de prediking niet tot heel het volk uitgegaan. Het werk van Johannes heeft niet zo heel lang geduurd. De Heiland heeft nog een poosje met Johannes meegewerkt en zo aan de voorbereiding van zijn eigen komst deelgenomen. Wij lezen in Joh. 3:22 dat Hij met zijn discipelen naar Judea ging en daar doopte, terwijl Johannes bij Salim zijn werk verrichtte. Nu doopte Jezus zelf wel niet maar Hij liet dat zijn discipelen doen (Joh. 4:2). Zijn eigenlijke optreden ging pas in toen Johannes’ werk klaar was. Leest u maar in Mat. 4:12: ,,Toen Hij (Jezus) vernam, dat Johannes overgeleverd was, begon Hij te prediken.´´ Van toen af werd er niet meer gedoopt tijdens Jezus’ leven op aarde. U leest er ook niet over bij de uitzending der discipelen en van die van de zeventig. Ook nu zeggen we: de besnijdenis gold nog steeds! Het is bepaald niet zeker, dat al de door Johannes gedoopten de Christus later aanvaard hebben. Daarentegen zullen onder hen, die de Heiland tijdens zijn leven aangenomen hebben, mensen zijn die noch met Johannes noch met zijn doop in aanraking zijn geweest en ook na hun bekering niet werden gedoopt. Als Christus’ werk volbracht is en Hij weldra ten hemel zal varen, geeft Hij zijn apostelen o.a. deze instructie: ,,Doopt hen in de naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes´´ (Mat. 28:19). De Here kon dat reeds zeggen, omdat ze met de verkondiging moesten wachten tot de Geest was uitgestort. En dàt is de doop, die in de plaats van de besnijdenis zou komen. Als daar dan op de Pinksterdag Petrus met de elven opstaat en zijn stem verheft en die geweldige toespraak houdt, dan worden duizenden in hun hart getroffen en laten zich dopen. Misschien zijn onder hen ook de oppervlakkigen van weleer, die zich destijds in hun enthousiasme door Johannes hebben laten dopen en afgezakt zijn. Maar ik geloof dat het verschil tussen het aanvankelijke zien van de Messias daar bij de Jordaan en het volle heil op Pinksteren en ook daarna uitgedeeld, zo onvergelijkelijk heerlijk was, dat de eventueel door Johannes gedoopten deze doop als geheel nieuw aanvaardden (lees in dit verband ook Hand. 19:1-7). Ten overvloede zij gezegd dat op Pinksteren en daarna zij gedoopt werden, Jood en niet-Jood, die de Christus voor het eerst aanvaardden.

Nu stellen wij nog deze vraag: was het voor de Joden die al besneden waren, wel nodig, beter gezegd niet overbodig, gedoopt te worden? Wij denken dat er een vergelijking getrokken mag worden met de instelling van het heilig avondmaal op de avond van het Pascha. De discipelen gebruikten die beide als ‘afsluiting’ en ‘begin’. De drinkbeker der dankzegging werd al gedronken bij de Paschamaaltijd, maar kreeg een nieuwe betekenis bij de instelling van het heilig avondmaal. “Dit is het bloed van het nieuwe verbond”, sprak onze Heiland toen Hij de beker ophief. Is het doopwater vanaf Pinksteren toegediend ook niet het bloed van het nieuwe verbond? Zo mochten de tot het geloof gekomen Joden, die de overgang maakten van het oude naar het nieuwe verbond door het ‘dragen’ van deze beide verbondszegels (besnijdenis en doop) de nieuwe tijd in-luiden. De Here Jezus heeft wel het laatste Pascha gebruikt, maar het sacrament van de nieuwe bedeling, het heilig avondmaal, slechts uitgereikt en er niet van genomen. Zo is Hij ook niet op nieuwtestamentische wijze gedoopt. De doop van Johannes, waarvan de wortels grond vonden in het Oude Testament, onderging Hij, omdat Hij ook de schuld van hen die tot Johannes kwamen, zou gaan dragen. En beeldde zijn doop niet zichtbaar de afwassing uit, waarbij Gods proclamatie klonk: ,,Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb´´ (Mat. 3:17’?

Wij wijzen in dit verband nog even op Hand. 19:4 en 5. In Hand. 19:1-7 staat dat Paulus in Efeze enige discipelen vond, aan wie hij vroeg of zij de Heilige Geest ontvangen hadden, toen zij tot geloof kwamen. Maar zij zeiden: ,,Wij hebben zelfs niet gehoord dat er een Heilige Geest is.´´ Daarop vraagt Paulus: ,,Waarin zijt gij dan gedoopt?´´ Zij zeiden: ,,In de doop van Johannes.´´ Paulus legt dan uit dat de doop van Johannes een doop van bekering was (zie boven) met er aan vast gekoppeld de opdracht, dat men moest gaan geloven in Jezus, die na Johannes zou gaan optreden. Toen ze nu daar in Efeze er blijk van gaven dat ze inderdaad Jezus aanvaard hadden, begrepen ze dat de doop waarmee zij ‘slechts’ gedoopt waren, niet de doop was die Christus bij zijn hemelvaart aan zijn discipelen had opgedragen te bedienen, nadat de Heilige Geest zou zijn uitgestort, Mat. 28:19. Dat was nl. de doop die de plaats van de besnijdenis kon innemen. Aan dat bevel gehoorzaamde Paulus toen hij die broeders daar in Efeze ‘overdoopte’.

JWvD