De geesten in de gevangenis

1 Petrus 3:19,20 De geesten in de gevangenis

In de maand januari is door ingezondens en vrijplaats de discussie op gang gekomen over het eeuwige behoud van mensen, die nooit op de hoogte zijn geweest van Jezus Christus, die op aarde kwam om zondaren te redden. Goed om daar samen mee bezig te zijn. Er kwam echter één ingezonden met de titel: Jezus redt soms ook in het hiernamaals. Dat zou op grond kunnen zijn van 1 Petrus 3:19,20. Hij (=Jezus) is naar de geesten gegaan die gevangen zaten, om dit alles te verkondigen aan hen die ten tijde van Noach weigerden te gehoorzamen, toen God geduldig wachtte en de ark werd gebouwd. Siebe schrijft verder dat uitleggers hier al eeuwen een zware kluif aan hebben gehad om tot de juiste uitleg te komen. Hij meent geen onrecht te doen aan deze tekst met te zeggen dat Jezus in het dodenrijk is verschenen om dáár het evangelie bekend te maken, opdat ook zij, al zijn ze op aarde door de mensen veroordeeld geweest, toch in de geest bij God kunnen leven. Deze doden of geesten zijn dan na hun aardse alsnog met het evangelie geconfronteerd en dat heeft, zo gaat Siebe verder, tot hun behoud geleid. Zonder verder op deze vrijplaats in te gaan moeten we ons afvragen of we toch met Schriftvergelijking er misschien achter kunnen komen wat die moeilijke tekst ons wil zeggen. Toen ik destijds voor de Bond van Ver. van Geref. Vrouwen in Rondom het Woord de Vragenhoek moest verzorgen is 1 Petr. 3:19,20 een paar maal aan de orde geweest. In die tijd was in mijn geheugen blijven haken de preek die mijn man daarover gehouden had. Zelf was hij niet meer in leven. Nu deze tekst weer terecht kwam in het brandpunt van de belangstelling wil ik samenvattend naar voren halen wat ik destijds schreef. 1 Petr. 3:19,20 heeft alles te maken met Christus’ hemelvaart. Tegelijk wordt verwezen naar de ongehoorzamen in de tijd van Noach. In die tijd was er ook sprake van een hemelvaart die volgde op de trouw van de gelovige Henoch, die in nauwe verbondenheid met zijn God leefde. In die dagen van grote afval predikte Henoch. Hij moest Gods oordeel aanzeggen. Wij weten dat uit Judas 1: 14,15a. Maar het geslacht dat Henoch aanhoorde beschouwde hem als een zwartkijker. Ze luisterden niet en zakten steeds dieper weg. Niemand kwam onder de indruk van het oordeel dat hij aankondigde. Gods lankmoedigheid wachtte toen reeds, maar niemand bekeerde zich. En wat doet God nu met zijn trouwe knecht Henoch? Deze trouwe profeet wordt gekroond met een hemelvaart. Zo toonde de Here dat Hij achter Henochs oordeelsboodschap stond. Maar… de mensen lieten zich niet van hun stuk brengen! Ze waren opgelucht en gelukkig van die zwartkijker af! Zo gingen die jaren verder en het geslacht ging door met z’n stelselmatig verzet tegen God en zijn Woord tot Noach de ark moest bouwen, terwijl Gods lankmoedigheid nog blééf afwachten. Maar bekering kwam er niet. Nu weer terug naar de toch wel moeilijke tekst. Hij, die gedood is naar het vlees. Dat wil zeggen: Hij is, terwijl Hij onze zondelast droeg, ondergegaan naar wat betreft zijn vlees. Immers, bij zijn aankomst in de wereld had Hij een broos mensenbestaan aangenomen. Zo werd Christus gedood als mens in zwakheid. Maar… levend gemaakt naar de geest. Hij stond op. Maar… heel bijzonder, namelijk levend naar de geest. Dat betekent, dat na Christus’ opwekking een levensKracht (zo las ik) openbaar werd, waardoor Hij voorzien werd van onsterflijk leven. Een mens die de dood te boven was gekomen en door geen tegenstander naar het leven kon worden gestaan. Dan volgt: in welke Hij ook heengegaan is, n.l. zijn hemelvaart. En dat in de Kracht hierboven genoemd. Vervolgens komt dan: En gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis. Die geesten zijn hier gestorven mensen, zonder lichaam nog, die Gods geboden niet hebben liefgehad en nu in het voorportaal van de hel, de gevangenis, wachten op hun eeuwige veroordeling. Van hen wordt dan verder gezegd: Die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht. Tot hen komt nu de verkondiging, de proclamatie: Christus is omhooggeheven en opgenomen in de hemel. Er flitste a.h.w. een boodschap door het heelal gericht aan bovengenoemde geesten (zielen). Van dat voor hen bittere wereldnieuws worden ze op heel bijzondere manier op de hoogte gesteld. Ze beseffen volop wat die hemelvaart betekent voor ieder die God in zijn leven niet wenst te dienen. Ze hebben met Henochs hemelvaart nog in het geheugen tegen hun zin in moeten erkennen hoe vreselijk het is om tegen God in te gaan. We gaan nu terug naar wat Petrus schrijft. Christus hemelvaart betekent immers dat Hij aan het werk gaat om spoedig weer te komen. Een wederkomst die tegelijk gericht inhoudt. Hoe zal de houding van de achterblijvers zijn als de Heiland uit het oog verdwenen is? Gaan ze zich gedragen als de Farizeeën en schriftgeleerden die opgelucht adem halen, omdat ze denken geen last meer te hebben van die Jezus uit Galilea. Zetten ze het eindgericht ook uit hun gedachten waarbij de bokken van de schapen gescheiden worden? Maar in Gods gevangenis verstaan de “geesten” die in Noachs dagen geleefd hebben de draagwijdte wél van Christus’ hemelvaart. Want hiermee wordt de boodschap, nú van de gróótste Profeet gekroond. Voor hen is het te laat. Toen zij in het lichaam nog waren, hebben zij de boodschap en het plotselinge verdwijnen van Henoch naast zich neergelegd. Daarom doet nu Christus’ gaan van aarde naar hemel hen hevig sidderen. Petrus stelt nu dit alles zijn brieflezers en dus ook ons tot een waarschuwend voorbeeld. Opdat wij Christus, al zien wij Hem hier niet meer, zullen erkennen als grote Overwinnaar om ons plaats te bereiden door het gericht heen. Samenvattend kunnen we zeggen: Petrus noemt de tijdgenoten van Noach vanwege de parallel die er ligt tussen het wereldgericht door wáter, ten opzichte van het komend eindgericht. Daarbij is Henoch voor het eerste gericht en Christus voor het laatste gericht naar de hemel opgevaren. P.S. Voor ik dit verhaal aan de website toevertrouwde, heb ik gekeken naar wat de commentaar op het NT (geredigeerd door Prof. Dr. J. Van Bruggen) over deze tekst schrijft. De geesten in de gevangenis, zo lees ik, moeten gevallen engelen zijn, want zouden die geesten betrekking op mensen hebben, dat vraagt dat een andere notatie. Als gewoon meelevend kerklid liet ik me door de wetenschap niet overtuigen, tot nog toe. Je kunt zo’n tekst toch niet los maken van zijn omgeving, waarbij ménsen aangesproken en geconfronteerd worden met gestorven ongelovige ménsen uit de oertijd. Heel duidelijk komt dat uit in het verdere van deze brief. J. Wiskerke – van D.