Herkenning op de nieuwe aarde?

Ze heeft de Here lief. Dat mag ze zeker weten! Maar, als ze eerlijk is moet ze erkennen, dat het, nu zelfs op hoge leeftijd, nog schort aan het verlangen spoedig bij de Here te zijn. Bij de viering, onlangs nog, van het H. Avondmaal kwam het ook weer aan de orde: eens bij de Here intrek mogen nemen; welk een uitzicht! Het klonk haar opnieuw weer zo vroom in de oren. Zou ze dan nog te veel gehecht zijn aan dit leven? Het formulier begreep haar. Voor zulk uitzien is oefening nodig. Het gebed n.l.: Léér ons in alle droefheid met opgeheven hoofd onze Here Jezus Christus verwachten..., die ons voor altijd bij Zich zal nemen. Daar naar uitzien moet je blijkbaar wel leren. Christus zal ónze lichamen gelijk maken aan Zijn verheerlijkt lichaam. Het staat in het meervoud. Daar had ze nog nooit bij stilgestaan. Vóór het aan tafel gaan had zij mee beleden: Ik geloof een heilige, algemene christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen. Die gemeente vergadert de Zoon van God van het begin tot aan het einde. Maar zo staat het niet in Zondag 21 van de H. Cat. Er staat dat de Zoon van God Zich een gemeente vergadert. Duidelijk komt dat ook uit als Hij aan het kruis tegen de moordenaar niet zegt: vandaag zul je nog in het paradijs zijn. Maar vandaag zul je mét Mij in het paradijs zijn. Eerbiedig gezegd: onze Redder is niet los verkrijgbaar. Straks op de nieuwe aarde, en het blijft het voornaamste, zien we Jezus Christus, maar niet los van de gemeente die Hij vergaderde. Ons geloof zal, door Gods Geest, daar naartoe groeien. De hele christengemeente dáár aanwezig! Maar dan die dringende vraag: is daar ook herkenning? Een vraag die er best mag zijn. We slaan op Lucas 20:27-38 Daar gaat het over de vraag die aan de Meester gesteld wordt t.a.v. een vrouw, die maar steeds opnieuw een kinderloze weduwe blijft nadat ze met zeven broers getrouwd was geweest. Die vraag is dan: Van welke man is ze in de opstanding dan de vrouw? Jezus antwoordt: De kinderen van déze wereld huwen en worden uitgehuwelijkt, maar in de komende wereld wordt er geen huwelijk meer gesloten. Ze krijgen niet te horen: Die vraag komt niet eens aan de orde, want in die menigte daar zal geen herkenning zijn!!! Er is eerder sprake van het tegenovergestelde, omdat in dit gesprek de namen vallen van Abraham, Isaäk en Jakob en dat betrekking heeft op wat eeuwen daarvoor plaatsvond toen Mozes door de HERE geroepen werd voor de grote taak die God voor hem op het oog had. Het was in de buurt van Horeb; de gebeurtenis van de brandende braambos. Toen Mozes die geschiedenis voor ons op schreef horen we ook precies wat de HERE daar gesproken heeft en wel dat Hij de God van Abraham, Isaäk en Jakob is. Gelovig en zeker van de waarheid schreef hij neer: Hij is geen God van doden, maar van levenden. Want voor Hem zijn allen in leven. Hoe lang lagen deze drie al begraven in de spelonk van Machpela. Het valt op dat Mozes vooraf kwam te horen dat Hij ook de God is van zijn vader; van Amram dus. Het zal wel een reden hebben. Als Amram ook niet meer in leven was dan zou hij op één lijn geplaatst kunnen worden met de drie aartsvaders. Hoe ook, wel blijkt dat familieband telt. Met nadruk stellen we dat het bovenstaande betrekking heeft op de opstanding. De Heiland wordt aangesproken door de Sadduceeën. Die geloven niet in de opstanding. Daaraan gaan we voorbij met het oog op de titel van deze bijdrage. Wij proberen er achter te komen of dit gebeuren helpen kan bij de vraag of er op de nieuwe aarde herkenning zal zijn. We horen de Heiland in dit verband niet zeggen dat onze Hemelse Vader de God is van hen die waardig bevonden zijn deel te krijgen aan de komende wereld. Nee, er worden namen genoemd; bekende namen! Abraham, Isaäk en Jakob. Het zal toch geen toeval zijn dat hier gestorven mensen met namen aangeduid worden! Nu staat er in 1 Korint.13:12 : Nú is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen zoals ik zelf gekend ben. De Here kent ons, daaraan geen twijfel. Mogen we dan niet stellig geloven dat ook wij elkaar met kennersblik bezien, elk met eigen identiteit. Misschien wat vreemd uitgedrukt. Maar de Here heeft alles op met het noemen van namen. De Bijbel staat vol met geslachtsregisters. Vele om aan te wijzen dat de komende Messias inderdaad uit het geslacht van David kwam. Soms ook dat Zijn komst terug gaat tot de belofte gegeven in het paradijs. Maar ook talloze andere namen worden aan vergetelheid onttrokken. We beperken ons tot het aangeven van twee registers. a. Numeri 26 noemt de namen van de leden van de 12 stammen die Kanaän in bezit krijgen. b. Bij de terugkeer uit de ballingschap, waarin Kores instrument in Gods hand was, gaan in Ezra 2, talloze namen voorbij van hen die opnieuw geroepen zijn Kanaän te bezitten. Zij worden geacht Gods wet in hun hart te hebben. Zo zullen al de namen bekend zijn van hen die Christus Jezus het hemels Kanaän voor eeuwig als woongebied door genade schenkt; ook aan elkaar zoals we hierboven zagen. Dan mogen we ontmoeten allen uit de oudtijd; Abraham, Mozes, David. Maar ook de gestenigde Stefanus en Bonificatius die hier het evangelie deed horen. Luther toch ook! En de vele, vele anderen uit eigen levensperiode. We hebben er een eeuwigheid tijd voor! En degenen die er gemist worden? Op aarde wilden ze Gods genade niet. Voor eeuwig krijgen ze hun zin. Op aarde is daarbij de pijn maar in Gods nabijheid niet meer, omdat we aan Gods kant zijn komen staan en hebben leren doorgronden ware gerechtigheid. Dit is het eeuwige leven, dat ze U kennen Joh. 17:3 Het eeuwige leven heeft het beginpunt dus hier op aarde. Als we Hem kennen zoals Hij gekend wil worden zitten we hier reeds op het spoor dat heen leidt naar die Grote Toekomst. Dat spoor gaat (nu nog) via ons overlijden naar de voorlopige heerlijkheid, de hemel, de woonplaats van God, waarheen onze Heiland is opgevaren. Daar ontvangen wij een hemels lichaam. Bij Christus wederkomst volgt door Zijn kracht de vereniging met het eens begraven lichaam. Dan zal die hemelse zaligheid toch zeker als voorfase van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde de voorsmaak doen ervaren, naast Christus, ook elkander te herkennen. Zo doet de rijkdom van Gods Woord ons steeds meer verlangen onze Heiland te ontmoeten. Bovenstaande overweging geef ik een plaats op mijn site, terwijl ik opensta voor eventuele aanvulling of verbetering. J. Wiskerke-van Dooren