Over de schepping

Preek 1: Genesis 1 / Hebreeën 11:3

Preek over Genesis 1/Hebreeën 11:3

(uit de prekenbundel Brood voor Gods volk)

Lezen: Genesis 1 : 1-25 Tekst: Hebreeën 11 : 3

Zingen: Psalm 103:10, 11 Psalm 119: 47 Psalm 24 1, 2, 3 Psalm 33 5 Psalm 33:11

Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. Hebreeën 11: 3

Broeders en zusters,

Sinds jaren is er een vreemde zaak aan de gang in christelijk Nederland. Iemand uit de Hervormde kerk zei het zo: Het succes van de natuurwetenschap maakt de verkondiging van het scheppingsevangelie sprakeloos. Daar hebt u het!

Er valt niet op af te dingen, dat de natuurwetenschap een grote rol speelt in het leven. Zij boekt veel successen. En we profiteren daar allen van. We telefoneren, we rijden auto, we vliegen en duiken onder water. Onze huizen zijn vol van indu­striële produkten. U krijgt spoedig en zonder moeite de was schoon en droog; vult u verder zelf maar aan. Allemaal blijken dat de mens heel wat weet en kan. Hij verkent Gods schepping en hij haalt schat na schat te voorschijn uit die onuitputtelijke rijkdom van wat God gemaakt heeft. Maar helaas, de mensen verstaan maar weinig van Gods lof. De lof voor de HERE, wiens grote werken men mag naspeuren, sterft bij menigeen, om plaats te maken voor stinkende eigenroem. De mens stelt zichzelf in dienst van de mens en hij zoekt de eer van de mens.

Ziedaar het humanisme, dat bij velen de toon aangeeft. Ja, en als de mens op deze wijze bij zichzelf in dienst komt, in plaats van bij God, dan worden de successen van zijn wetenschap natuurlijk tegen God gekeerd. De eigenroem van wat men nu weet en kan, verstikt het ootmoedig en eerbiedig luisteren naar Gods Woord. Weldra verklaart een mens van zulke waanwijsheid, dat de Bijbel hem in verschillende uitspraken voor antiek en versleten voorkomt. Hij moet dat wel zeggen, zo in het nieuwe licht, dat zijn verstand ontstoken heeft. Speciaal het woord van God over zijn eigen schepping blijkt telkens weer het mikpunt te wezen, waarop het ongeloof en de wetenschap zijn scherpste pijlen afschiet. Neen, zoals God het zegt in Genesis 1 en 2, kan het onmogelijk gebeurd wezen, zo orakelt de waanwijze man van wetenschap. Hoe dwaas, want men hoort de mens dan twisten met zijn Maker. Het leem spat tegen de Goddelijke Pottebakker op en zegt brutaalweg: U hebt de waarheid niet gesproken, toen U mij daar in Genesis 2 bekend liet maken, dat ik door U geboet­seerd ben uit het stof der aarde.

En toch, velen uit de christenheid komen diep onder de indruk. Want, ziet u, een man van wetenschap zegt dat Genesis 1 en 2 niet waar gebeurd kan wezen en die wetenschap blijkt immers altijd gelijk te hebben. In het geval van de auto’s, de wasmachines bleek dit toch maar al te zeer. Zo maakt dan het succes van de natuurwetenschap de verkondiging van het scheppingsevangelie sprakeloos. Niet, zoals Job sprakeloos werd, toen de Schepper hem op Zijn wonderlijke maaksels wees. Maar op déze manier krijgen we juist dat vreselijke, dat de blijde boodschap van Genesis 1 niet meer als zodanig wordt aanvaard. Men vindt dit bij Rome, in de Hervormde kerk, bij leidinggevende figuren in de al lang niet meer Gereformeerde kerken. Er is een vals-oecumenische samenzwering aan het werk, die Gods Woord over het begin van de wereld en die daarin wonen, maar laat praten. Zie toe op uzelf, gemeente, zie toe op uw kinderen. En spreek de boodschap na van Hebreeën 11 : 3.

Ik verkondig u:

Het wonderlijke spreken van God bij de schepping der wereld.

1.De kracht, die in dit spreken uitkwam.

2.De troost, die dit spreken geeft.

3.De verwachting, die dit spreken wekt.

1.Het wonderlijke spreken van God bij de schepping der wereld. De kracht, die in dit spreken uitkwam.

Hebreeën 11 staat onder ons bekend als het hoofdstuk van de kracht van het geloof. In een mooie rij noemt de schrijver de één na de ander, die in het geloof hebben gewandeld.

Abel en Henoch, Noach en Abraham, Sara, Izak en Jakob en nog anderen. Zij hebben onder heel verschillende omstandigheden, dit éne gemeen gehad, dat zij geloofden. Zij namen Gods beloften aan. Zij vertrouwden op het woord van de HERE. Zij bouwden op wat de HERE hun had gezegd. Ze deden dit ook, wanneer het héél moeilijk werd. Ook als alle feiten de beloften schenen tegen te spreken. Zo worden deze geloofsgetuigen aan ons ten voorbeeld gesteld. Want, door dit geloof, zo zegt vers 2, is aan anderen getuigenis gegeven. Daaruit blijkt, dat Hebreeën 11 de geschiedenis van de geloofs­getuigen eenvoudig uit de Bijbel van het Oude Testament heeft nagegaan.

Aan de ouden is getuigenis gegeven. Men kan zeggen: God zelf heeft een attestatie uitgeschreven, dat hun geloof Hem welbehagelijk was. God zelf heeft in de boeken van het Oude Testament zo over hen laten schrijven, dat wij achteraf duidelijk kunnen opmerken hoe aangenaam het Hem was, dat zij ver­trouwden op Zijn woord; dat zij het leven ingingen op dat éne kompas. Maar als Hebreeën 11 het geloof van Abel en van Abraham en van Mozes in de Schriften kent, dan begrijpen wij ook, dat dit hoofdstuk niet anders van de schepping in het begin wil spreken dan uit en naar de Bijbel.

Daar op bladzij één, daar in Genesis 1 vond de schrijver, dat de wereld door het woord van God tot stand is gebracht. Hij heeft precies het wonderlijkste van het zes-daagse scheppingswerk opgemerkt en genoteerd.

Want is dat niet wonderlijk?

Er staat niet, dat God heel lang en heel hard gewerkt heeft toen Hij de wereld maakte. Hij had daar geen duizenden jaren of vele maanden voor nodig. Hij deed dat in zes dagen af.

Later, toen Israël bij de Sinaï was, zou God daar nog aan herinneren. Want met eigen vinger schreef Hij de wet der tien geboden. Met eigen vinger schreef Hij daarin neer, dat Israël zes dagen moest werken en de zevende dag moest rusten. Israël moest deze werkweek en de daarop volgende sabbat in acht nemen naar het voorbeeld van de HERE zelf: Want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is en Hij rustte op de zevende dag.

Ziet u, hoe wonderlijk het scheppingswerk was? In zes gewone dagen maakte God dat grote heelal. In precies zulke gewone dagen als waarop Israël later werken moest.

Hoe bestaat het?

Hoe kan dat nu?

In zulk een echte en dus korte werkweek? Dat wijde heelal, met al die duizenden planten en dieren; met al die bergen en zeeen, met al die oneindige ruimten voor zon, maan en sterren. In zes dagen was het klaar en af. Zodat God, alles overziende wat Hij gemaakt had, kon vaststellen; en zie, het is zéér goed. Het is geen half werk; het is heerlijk voimaakt.

Dit alles kon alleen zo tot stand komen, de schrijver van Hebreeën heeft dit voortreffelijk verstaan, doordat God op elke scheppingsdag alleen maar een enkel woord behoefde te spreken. God gaf eenvoudig een goddelijk bevel. En zo riep Hij de dingen, die voordien volstrekt niet bestonden, tot aanzijn.

Want Hij sprak en het was er. Hij gebood en het stond er. Wij kleine mensen kunnen dat niet doorzien. Groot en ondoor­grondelijk is de macht van de HERE onze God. Hij sprak maar een enkel woord en in één dag was dat scheppende bevel geheel volbracht en dit elke scheppingsdag opnieuw. Zie, daarvoor was Hij nu God en geen mens.

‘Met wie dan wilt gij Mij vergelijken, dat Ik hem zou gelijk zijn, zegt de Heilige. Heft uwe ogen naar omhoog en ziet; wie heeft dit alles geschapen?’ (Jes. 40: 25, 26a). Hij spreekt en zo gebeurt het. Zo ging het, tot zes keer toe. De miljoenen jaren, die de mensen bedacht hebben om de schepping te laten worden in een proces van zelfontwikkeling, steeds hoger, zijn een ontkenning van de mogendheid van God. De mens zet zo een vraagteken achter de majesteit van Gods Scheppingswoord.

Maar neen er waren geen duizenden jaren nodig om deze wereld een begin te geven; het begin van de wereld is uit God.

Wiens krachten onmetelijk zijn.

Wiens verstand ondoorgrondelijk is.

Wiens Woord volbrengt al wat Hij wil.

Geen ding geschiedt er ooit gewisser,

Dan’t hoog bevel van ’s HEREN mond;

Zijn Goddelijke almacht spreekt en ’t is er,

Zijn wil gebiedt en ’t wordt terstond

2.Het wondere spreken van God over de scheping van de wereld. Inde tweede plaats, de troost, die dit spreken geeft.

Door het geloof verstaan wij, dat de wereld naar het woord van God tot stand gebracht is. Maar, wat heb ik daar nu aan, dat ik zo zeker mag weten, dat eens, ongeveer 60 eeuwen geleden, de wereld zo wonderlijk werd gemaakt, door Gods woord en op Zijn hoog bevel? Ook op die vraag naar de praktijk van de godzaligheid ont vangen we een klaar antwoord. De wereld, die God toen, zoveel duizend jaren geleden maakte, is namelijk dezelfde wereld, als waarin wij vandaag leven en werken. Onze wereld, uw wereld, is Gods wereld. Onze wereld, uw wereld, werd door God tot stand gebracht. Eigenlijk staat er: toebereid, klaargemaakt, op orde gebracht. ‘Weer kan ons op­vallen, hoe nauwkeurig de schrijver van de brief aan de Hebreeën de boodschap van Genesis 1 heeft nagegaan. Want, voordat de HERE in zes dagen Zijn wereld door het woord klaarmaakte, was er al een begin. Ook door Hem gemaakt. Maar de Schrift zegt van dat allereerste begin niet anders, dan dat de aarde toen was: woest en ledig; geen lichtstraaltje doorboorde de duisternis. Geen plekje vaste grond was er aan te treffen. Er bestond alleen nog maar een afgrond vol water, een vloed zonder oever. Er kon geen huis gebouwd worden, er kon geen groente worden gegeten, er was geen licht om te werken, een mens zou er alleen kunnen verdrinken in die oceaan zonder continent.

Kortom, de aarde was in dat eerste stadium compleet onbe­woonbaar, ongeschikt voor ieder menselijk gebruik. En toen heeft de HERE na dit eerste stadium der schepping de wereld klaargemaakt voor Zijn zoon Adam en voor Zijn dochter Eva. Ook klaargemaakt voor Zijn kinderen Henoch, Abraham, Mozes, voor u en voor mij. Wanneer u in geloof in wat God zelf daarvan zegt in Genesis 1 tot het inzicht komt, dat uw wereld door God als uw werk­terrein is klaargemaakt, dan weet u voortaan, waar u met de wereld aan toe bent. Wat is die aarde, met alles wat zich daarin bevindt aan schepselen?

Een sta-in-de-weg om God te dienen naar Zijn woord, zo hebben eigenwillige vromen beweerd. En zij kropen de woestijn in, om zo weinig mogelijk van Gods aarde te zien. Maar Hebreeën 11 is wijzer. Hebreeën zegt, ge moogt het in uw geloofsworsteling onder de mensen moeilijk hebben, zie toch, tot uw troost, naar de schepping. Houdt dit ene toch in het geloof vast, dat Vaders hand de wereldvloer legde voor uw werk. Dat Gods woord alles maakte. Me dunkt, geliefden, dat is een heerlijk en vertroostend geloofsinzicht, geschikt voor tijden van hard werken en voor tijden van vakantie.

Houdt het vast.

Het ongeloof doet al zijn best u het merkteken van Gods almacht en Vaderzorg in de wereld waarin ge leeft, te laten vergeten. Dan wordt gesproken over de natuur, alsof die een van Godonafhankelijke grootheid was. Vergeet het niet, de stem van uw God in Christus riep de wereld tot aanzijn.

Ge zult de zonde haten, maar de wereld zelf zal u dienstbaar zijn, opdat u zich zult voegen naar het woord van God, opdat u zich daarvoor zult buigen. Ge zult immers leven bij alle woord, dat uit Gods mond uitgaat, bij het woord der vaste beloften, ook bij het woord waardoor de wereld werd geschapen.

Wat een blijde troost is het dan te weten, dat Gods woord, waarop u zich in deze wereld verlaten moogt, ook reeds aan het begin van deze wereld stond. Richt u zich in het geloof naar Gods woord, zoals eens Abel en Mozes, zoals eens Abraham en Izak, dan mag u weten, dat u zo het stukje van de wereld, dat God u tot beheer toevertrouwde tot zijn ware bestemming brengt.

Want uit het woord is het al geworden.

Daarom zal alles aan het woord dienstbaar worden gemaakt. Wie het Woord Gods niet tot lamp opneemt voor zijn voet, zal geen dageraad hebben in een wereld die door het woord is gemaakt. De hoogmoedige mens vindt het geloof afwijkend, abnormaal. Op God vertrouwen, naar Zijn Woord wandelen? Ach, hoe ouderwets!!!

En als u bang bent, komt u onder de indruk van deze praat. Laat u dan vertroosten. juist het loslaten van Gods Woord, dat is abnormaal, reeds in deze wereld. Want Gods woord staat aan het begin welnu dan zal Gods Woord ook de leiding hebben op heel de tocht.

Ja, HERE, ga mij voor met de lamp van Uw Woord! Zie, dan ga ik in Uw spoor, in het spoor van de Schepper die door Zijn woord de duisternis ophief en de wereld bewoonbaar maakte. Dezelfde God, die door ZIjn woord, de wereld klaarmaakte voor de mens, zal ook nu, voor mij, de weg banen. Het Woord baant mijn wegen!

3.Ten slotte nog iets over de verwachting, die het wonderlijke spreken van God bij de schepping wekt.

Waarheen strekte het geloof zich uit. Immers naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. Aan die velen, die de Schrijver aan de Hebreeën opnoemt en aan die anderen die hij om des tijds wille verder verzwijgt is een getuigenis gegeven, maar dat beloofde hebben zij niet verkregen. Ze bleven op weg, zo waren zij pelgrims. Zo zijn ook wij nog steeds pelgrims, rijk in het bezit van dat getuigenis, dat er een Stad aanstaande is. Neen geen pelgrims, die in een verkeerde vroomheid de wereld verachten; die zijn er ook. Maar pelgrims, wandelaars in het geloof, die het hart uitstrekken naar de Grote Morgen. Dat brengt de spanning, want u ziet de Nieuwe Stad nog niet.

Daarom is het woord der belofte uw enige toeverlaat.

Eens zal God dat woord, die belofte, almachtig vervullen. Een beter Vaderland!

Dat Vaderland, dat niet geboren wordt uit de zichtbare dingen van vandaag, maar dat machtig gewerkt zal worden náár en dóór de belofte. Er zal op de jongste dag een enkel woord klinken en … de dood zal overwonnen worden en Gods volk zal binnengaan in de eeuwige Stad.

Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar Zijn stem zullen horen en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel (Joh. 5 : 28). De stem van Jezus Christus, met macht en majesteit bekleed, als de Zoon des Mensen, die weerkomt op de wolken, zal alle dingen nieuw maken.

De tranen worden afgewist.

De vreemdelingen in een zondige wereld, komen thuis in een nieuwe wereld, waar geen zonde of ongerechtigheid gevonden wordt. Geen vreemdelingen … echte burgers. Maar vergeet het niet, de stem van de Zoon des Mensen zal niet anders naspreken dan de beloften, die God nu geeft. Dan zal de macht van de beloften openbaar worden. Nu is die macht van de belofte der Toekomst nog verborgen.

Nog is de dag, waarop God door Zijn woord nieuwe hemelen en een nieuwe aarde geven zal, verborgen. Maar wie de schepping als daad van God kent, die heeft goede hoop. Gods woord is niet machteloos, zoals de spotters beweren, die denken dat de oude wereld zal voortbestaan.

Eenmaal heeft God de mogendheid van Zijn woord reeds getoond. Hij sprak en er kwam een wereld; Hij gebood en het stond er. Neen, dat was geen werk van evolutie. Wij geloven met al de gelovige pelgrims uit het Oude Testament: dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. Het woord deed het alles in korte tijd. Zo zal het straks ook zijn!

Gemeente, bouw maar op die belofte.

Immers, Gods beloften falen niet!

Amen

Preek 3: Genesis 1:6-8
Preek 2: Genesis 1: 3,4,5
Preek 1: Genesis 1 / Hebreeën 11:3