Over de schepping

Als aanloop naar de preken over Gen.1: 3 – 8 (door J. Wiskerke-van Dooren)

Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. Hebreeën 11 : 3

Sinds jaren is er een vreemde zaak aan de gang in christelijk Nederland. Iemand uit de Hervormde kerk zei het zo: Het succes van de natuurwetenschap maakt de verkondiging van het scheppingsevangelie sprakeloos. Daar hebt u het! Er valt niet op af te dingen, dat de natuurwetenschap een grote rol speelt in het leven. Zij boekt veel successen. En we profiteren daar allen van. We telefoneren, we rijden auto, we vliegen en duiken onder water. Onze huizen zijn vol van industriële producten. U krijgt spoedig en zonder moeite de was schoon en droog; vult u verder zelf maar aan. Allemaal blijken dat de mens heel wat weet en kan. Hij verkent Gods schepping en hij haalt schat na schat te voorschijn uit die onuitputtelijke rijkdom van wat God gemaakt heeft. Maar helaas, de mensen verstaan maar weinig van Gods lof. De lof voor de HERE, wiens grote werken men mag naspeuren, sterft bij menigeen, om plaats te maken voor stinkende eigenroem. De mens stelt zichzelf in dienst van de mens en hij zoekt de eer van de mens. Ziedaar het humanisme, dat bij velen de toon aangeeft. Ja, en als de mens op deze wijze bij zichzelf in dienst komt, in plaats van bij God, dan worden de successen van zijn wetenschap natuurlijk tegen God gekeerd. De eigenroem van wat men nu weet en kan verstikt het ootmoedig en eerbiedig luisteren naar Gods Woord. Weldra verklaart een mens van zulke waanwijsheid, dat de Bijbel hem in verschillende uitspraken voor antiek en versleten voorkomt. Hij moet dat wel zeggen, zo in het nieuwe licht, dat zijn verstand ontstoken heeft. Speciaal het woord van God over zijn eigen schepping blijkt telkens weer het mikpunt te wezen, waarop het ongeloof en de wetenschap zijn scherpste pijlen afschiet. Neen, zoals God het zegt in Genesis 1 en 2, kan het onmogelijk gebeurd wezen. En toch, velen uit de christenheid komen diep onder de indruk. Want, ziet u, een man van wetenschap zegt, dat Genesis 1 en 2 niet waar gebeurd kan wezen en die wetenschap blijkt immers altijd gelijk te hebben. Daar op bladzij één, daar in Genesis 1 vond de schrijver, dat de wereld door het woord van God tot stand is gebracht. Hij heeft precies het wonderlijkste van het zes-daagse scheppingswerk opgemerkt en genoteerd. Want is dat niet wonderlijk?

Er staat niet, dat God heel lang en heel hard gewerkt heeft toen Hij de wereld maakte. Hij had daar geen duizenden jaren of vele maanden voor nodig. Hij deed dat in zes dagen af. Later, toen Israël bij de Sinaï was, zou God daar nog aan herinneren. Want met eigen vinger schreef Hij de wet der tien geboden. Met eigen vinger schreef Hij daarin neer, dat Israël zes dagen moest werken en de zevende dag moest rusten. Israël moest deze werkweek en de daarop volgende sabbat in acht nemen naar het voorbeeld van de HERE zelf: Want in zes dagen ! reeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is en Hij rustte op de zevende dag.

Ziet u, hoe wonderlijk het scheppingswerk was? In zes gewone dagen maakte God dat groot heelal. In precies zulke gewone dagen als waarop Israël later werken moest. Hoe bestaat het? Hoe kan dat nu? In zulk een echte en dus korte werkweek? Dat wijde heelal, met al die duizenden planten en dieren; met al die bergen en zeeën, met al die oneindige ruimten voor zon, maan en sterren. In zes dagen was het klaar en af. Zodat God, alles overziende wat Hij gemaakt had, kon vaststellen: en zie, het is zéér goed. Het is geen half werk; het is heerlijk volmaakt. Dit alles kon alleen zo tot stand komen, de schrijver van Hebreeën heeft dit voortreffelijk verstaan, doordat God op elke scheppingsdag alleen maar een enkel woord behoefde te spreken. God gaf eenvoudig een goddelijk bevel. En zo riep Hij de dingen, die voordien volstrekt niet bestonden, tot aanzijn. Want Hij sprak en het was er. Hij gebood en het stond er. Wij kleine mensen kunnen dat niet doorzien. Groot en ondoorgrondelijk is de macht van de HERE onze God. Hij sprak maar een enkel woord en in één dag was dat scheppende bevel geheel volbracht en dit elke scheppingsdag opnieuw. Zie, daarvoor was Hij nu God en geen mens. ‘Met wie dan wilt gij Mij vergelijken, dat Ik hem zou gelijk zijn, zegt de Heilige. Heft uwe ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen?’ (Jes. 40: 25, 26a). Hij spreekt en zo gebeurt het. Zo ging het, tot zes keer toe. De miljoenen jaren, die de mensen bedacht hebben om de schepping te laten worden in een proces van zelfontwikkeling, steeds hoger, zijn een ontkenning van de mogendheid van God. De mens zet zo een vraagteken achter de majesteit van Gods scheppingswoord. Maar neen er waren geen duizenden jaren nodig om deze wereld een begin te geven: het begin van de wereld is uit God. Wiens krachten onmetelijk zijn. Wiens verstand ondoorgrondelijk is. Wiens woord volbrengt al wat Hij wil.

Geen ding geschiedt er ooit gewisser, dan ‘t hoog bevel van ’s HEREN mond: Zijn Goddelijke almacht spreekt en ‘t is er, Zijn wil gebiedt en ‘t wordt terstond. Hebreeën zegt, ge moogt het in uw geloofsworsteling onder de mensen moeilijk hebben, zie toch, tot uw troost, naar de schepping. Houdt dit ene toch in het geloof vast, dat Vaders hand de wereldvloer legde voor uw werk. Dat Gods woord alles maakte. Door het geloof verstaan wij, dat de wereld naar het woord van God tot stand gebracht is. Maar, wat heb ik daar nu aan, da ik zo zeker mag weten, dat eens, ongeveer 60 eeuwen geleden de wereld zo wonderlijk werd gemaakt, door Gods woord en op Zijn hoog bevel? Ook op die vraag naar de praktijk van de godzaligheid ontvangen we een klaar antwoord. De wereld, die God toen, zoveel duizend jaren geleden maakte, is namelijk dezelfde wereld, als waarin wij vandaag leven en werken. Onze wereld, uw wereld, is Gods wereld. Onze wereld, uw wereld, werd door God tot stand gebracht. Eigenlijk staat er: toebereid, klaargemaakt, op orde gebracht. Weer kan ons opvallen, hoe nauwkeurig de schrijver van de brief aan de Hebreeën de boodschap van Genesis 1 heeft nagegaan. Want, voordat de HERE in zes dagen Zijn wereld door het woord klaarmaakte, was er al een begin. Ook door Hem gemaakt. Maar de Schrift zegt van dat allereerste begin niet anders, dan dat de aarde toen was: woest en ledig; geen lichtstraaltje doorboorde de duisternis. Geen plekje vaste grond was er aan te treffen. Er bestond alleen nog maar een afgrond vol water, een vloed zonder oever. Er kon geen huis gebouwd worden, er kon geen groente worden gegeten, er was geen licht om te werken, een mens zou er alleen kunnen verdrinken in die oceaan zonder continent. Kortom, de aarde was in dat eerste stadium compleet onbewoonbaar, ongeschikt voor ieder menselijk gebruik. En toen heeft de HERE na dit eerste stadium der schepping de wereld klaargemaakt voor Zijn zoon Adam en voor Zijn dochter Eva. Ook klaargemaakt voor Zijn kinderen Henoch, Abraham, Mozes, voor u en voor mij. Wanneer u in geloof in wat God zelf daarvan zegt in Genesis 1 tot het inzicht komt, dat uw wereld door God als uw werkterrein is klaargemaakt, dan weet u voortaan, waar u met de wereld aan toe bent. Wat is die aarde, met alles wat zich daarin bevindt aan schepselen? Houdt het vast. Het ongeloof doet al zijn best u het merkteken van Gods almacht en Vaderzorg in de wereld waarin ge leeft, te laten vergeten. Dan wordt gesproken over de natuur, alsof die een van God onafhankelijke grootheid was. Vergeet het niet, de stem van uw God in Christus riep de wereld tot aanzijn. Ge zult de zonde haten, maar de wereld zelf zal u dienstbaar zijn, opdat u zich zult voegen naar het woord van God, opdat u zich daarvoor zult buigen. Ge zult immers leven bij alle woord, dat uit Gods mond uitgaat, bij het woord der vaste beloften, ook bij het woord waardoor de wereld werd geschapen. Wat een blijde troost is het dan te weten, dat Gods woord, waarop u zich in deze wereld verlaten moogt, ook reeds aan het begin van deze wereld stond. Richt u zich in het geloof naar Gods woord, zoals eens Abel en Mozes, zoals eens Abraham en Izak, dan mag u weten, dat u zo het stukje van de wereld, dat God u tot beheer toevertrouwde tot zijn ware bestemming brengt. Want uit het woord is het al geworden. Daarom zal alles aan het woord dienstbaar worden gemaakt. Wie het Woord Gods niet tot lamp opneemt voor zijn voet, zal geen dageraad hebben in een wereld die door het woord is gemaakt. De hoogmoedige mens vindt het geloof afwijkend, abnormaal. Op God vertrouwen, naar Zijn Woord wandelen? Ach, hoe ouderwets ! ! ! En als u bang bent, komt u onder de indruk van deze praat. Laat u dan vertroosten. Juist het ongeloof, juist het loslaten van Gods Woord, dat is abnormaal, reeds in deze wereld. Nog is de dag, waarop God door Zijn woord nieuwe hemelen en een nieuwe aarde geven zal, verborgen. Maar wie de schepping als daad van God kent, die heeft goede hoop. Gods woord is niet machteloos, zoals de spotters beweren, die denken dat de oude wereld zal voortbestaan. Eenmaal heeft God de mogendheid van Zijn woord reeds getoond. Hij sprak en er kwam een wereld; Hij gebood en het stond er. Neen, dat was geen werk van evolutie. Wij geloven met al de gelovige pelgrims uit het Oude Testament: dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. Het woord deed het alles in korte tijd. Zo zal het straks ook zijn!

Preek 3: Genesis 1:6-8
Preek 2: Genesis 1: 3,4,5
Preek 1: Genesis 1 / Hebreeën 11:3